Een goede voorbereiding op de voetbaltraining begint bij een opwarming en het stretchen van je spieren. Toch heeft iedereen zijn eigen kijk op hoe je het beste kunt stretchen. Over het algemeen zijn er twee verschillende manieren om dat te doen: passief stretchen en actief stretchen. Lees hieronder wat het verschil is tussen die manieren én hoe je dit het beste kunt aanpakken.
Actief stretchen
Wanneer je actief gaat stretchen, is het van belang om daarna meteen een actieve oefening te doen. Rek de spieren voor zo’n vijf tot zes seconden en doe een oefening. Rek bijvoorbeeld eerst je quadriceps voor vijf seconden en ga daarna je knieën heffen. Op deze manier houd je jouw spieren warm en je zet de spieren onder spanning. Klaar om te trainen!
Passief stretchen
In tegenstelling tot het actieve stretchen, ontspannen de spieren juist bij passief stretchen. Dit doe je dus meestal aan het einde van de training. Je kunt beter het passieve stretchen vermijden wanneer je al aan het trainen bent. Hiermee verhoog je juist de kans op blessures.
Bij passieve stretching stretch je de spieren voor zo’n twintig tot dertig seconden. Het is de bedoeling dat je de spieren licht onder spanning zet, waardoor je de spieren stimuleert om te herstellen. Let er wel op dat je de spieren niet al te zwaar onder spanning zet: hiermee verhoog je ook weer de kans op blessures. Bovendien is het belangrijk om pas te gaan stretchen wanneer de spieren zijn afgekoeld. Wacht ongeveer een uur tot anderhalf uur voordat je passief gaat stretchen: dus niet gelijk na de training.
Waarom je wél moet stretchen
Echter, zijn de meningen verdeeld of je nou eigenlijk wel of niet moet stretchen. Toch zitten er een boel voordelen verbonden als je gaat stretchen. Het verhoogt bijvoorbeeld je flexibiliteit en de bloedtoevoer naar je spieren. Zo verbetert jouw bloedsomloop en heb je minder kans op hevige spierpijn. Ook is spanning een boosdoener van stijve spieren. Stretchen kan jouw lichaam rust geven, waardoor jouw stresslevel vermindert.